bezagen
- be·za·gen
vervoeging van |
---|
bezien |
bezagen
- meervoud verleden tijd van bezien
- Wij bezagen.
- Jullie bezagen.
- Zij bezagen.
- Wij bezagen.
- Het woord bezagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezagen" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be