bevoordeligde
- be·voor·de·lig·de
vervoeging van: | bevoordeligen… |
bevoordeligde
- verbogen vorm van bevoordeligd, voltooid deelwoord van bevoordeligen
vervoeging van |
---|
bevoordeligen |
bevoordeligde
- enkelvoud verleden tijd van bevoordeligen
- Ik bevoordeligde.
- Jij bevoordeligde.
- Hij, zij, het bevoordeligde.
- Ik bevoordeligde.
- Het woord bevoordeligde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.