bevolk
- be·volk
vervoeging van |
---|
bevolken |
bevolk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevolken
- Ik bevolk.
- gebiedende wijs van bevolken
- Bevolk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevolken
- Bevolk je?
- Het woord bevolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.