• be·ves·tigt
vervoeging van
bevestigen

bevestigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevestigen
    • Jij bevestigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevestigen
    • Hij bevestigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevestigen
    • Bevestigt! 
     De bekende uitzondering die de regel bevestigt.[1]