betuigden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·tuig·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
betuigen |
betuigden
- meervoud verleden tijd van betuigen
- Wij betuigden.
- Jullie betuigden.
- Zij betuigden.
- Wij betuigden.
- ▸ Tijdens hun afscheid in het café in Amersfoort had hij haar op de valreep nog wat anekdotes verteld over ondernemers die hun steun aan zijn site betuigden.[1]