Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·trof

Werkwoord

vervoeging van
betreffen

betrof

  1. enkelvoud verleden tijd van betreffen
    • Ik betrof. 
    • Jij betrof. 
    • Hij, zij, het betrof. 
     Dat dit een eenmalig bezoek betrof, stond bij haar vast.[1]

Verwijzingen