Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ti·tel·de

Werkwoord

vervoeging van
betitelen

betitelde

  1. enkelvoud verleden tijd van betitelen
    • Ik betitelde. 
    • Jij betitelde. 
    • Hij, zij, het betitelde. 
  2. verbogen vorm van betiteld, voltooid deelwoord van betitelen