beteugelde
- Geluid: beteugelde (hulp, bestand)
- be·teu·gel·de
vervoeging van |
---|
beteugelen |
beteugelde
- enkelvoud verleden tijd van beteugelen
- Ik beteugelde.
- Jij beteugelde.
- Hij, zij, het beteugelde.
- Ik beteugelde.
- verbogen vorm van beteugeld, voltooid deelwoord van beteugelen
- Het woord beteugelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.