Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • bess·rer

Bijvoeglijk naamwoord

bessrer

  1. nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van aarem

bessrer

  1. datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van aarem

Bijvoeglijk naamwoord

bessrer

  1. nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van aarem

bessrer

  1. datief vrouwelijk enkelvoud vergrotende trap van aarem