Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aarem

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • aa·rem
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse woord  arm bn 
stellend vergrotend overtreffend
aarem aaremer aaremscht
Sterke
verbuiging [1]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aaremer aaremi aarem aareme
datief aaremem aaremer aaremem aareme
accusatief aaremer aaremi aarem aareme
Zwakke
verbuiging [2]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarem aarem aarem aareme
datief aareme aareme aareme aareme
accusatief aarem aarem aarem aareme
Gemengde
verbuiging [3]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aaremer aaremi aarem aareme
datief aareme aareme aareme aareme
accusatief aaremer aaremi aarem aareme

Bijvoeglijk naamwoord

aarem

  1. arm
    «Der aarem Mann hot kee Heemet.»
    De arme man heeft geen thuis.
Schrijfwijzen
Opmerkingen

Bijvoeglijk naamwoord

aarem

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aarem

aarem

  1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van aarem

aarem

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aarem

Verwijzingen

  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr