• be·sproei
vervoeging van
besproeien

besproei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besproeien
    • Ik besproei. 
  2. gebiedende wijs van besproeien
    • Besproei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besproeien
    • Besproei je?