beseibelde
- Geluid: beseibelde (hulp, bestand)
- IPA: /bəˈsɛibəldə/
- be·sei·bel·de
vervoeging van |
---|
beseibelen |
beseibelde
- enkelvoud verleden tijd van beseibelen
- Ik beseibelde.
- Jij beseibelde.
- Hij, zij, het beseibelde.
- Ik beseibelde.
vervoeging van |
---|
beseibelen |
beseibelde