Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • berg·kos·tuums
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bergkostuumsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bergkostuum
     Eenmaal verschenen andere mensen, acht studenten uit de hoofdstad op trektocht door de Alpen, zware uitrusting, overvolle rugzakken, stokken, touw, bergkostuums, net echt, onhandig, amateurs.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    J.W. Paul
    Vier verhalen over gezag in: Hollands Maandblad., jrg. 36 nr. 558/559 (mei/juni 1994), Stichting Hollands Maandblad / Uitgeverij Veen, Amsterdam, p. 17