berekende
- be·re·ken·de
vervoeging van |
---|
berekenen |
berekende
- enkelvoud verleden tijd van berekenen
- Ik berekende.
- Jij berekende.
- Hij, zij, het berekende.
- Ik berekende.
- verbogen vorm van berekend, voltooid deelwoord van berekenen
berekende
- verbogen vorm van de stellende trap van berekend
- ▸ Dat berekende loeder heeft al een scala aan antwoorden in haar hoofd.[1]
- Het woord berekende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.