bereken
- be·re·ken
vervoeging van |
---|
berekenen |
bereken
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berekenen
- Ik bereken.
- gebiedende wijs van berekenen
- Bereken!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berekenen
- Bereken je?
- Het woord bereken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.