Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·reid·de

Werkwoord

vervoeging van
bereiden

bereidde

  1. enkelvoud verleden tijd van bereiden
    • Ik bereidde. 
    • Jij bereidde. 
    • Hij, zij, het bereidde. 
     Buiten de reguliere ontbijt-, lunch- en dinertijden bereidde het personeel snacks voor de kleine trek tussendoor.[1]
Gelijkklinkende woorden

Verwijzingen