bereidde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·reid·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bereiden |
bereidde
- enkelvoud verleden tijd van bereiden
- Ik bereidde.
- Jij bereidde.
- Hij, zij, het bereidde.
- Ik bereidde.
- ▸ Buiten de reguliere ontbijt-, lunch- en dinertijden bereidde het personeel snacks voor de kleine trek tussendoor.[1]