• be·poe·der·de
vervoeging van: bepoederen…
verbogen vorm: bepoederdee

bepoederde

  1. verbogen vorm van bepoederd, voltooid deelwoord van bepoederen

bepoederde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bepoederd
vervoeging van
bepoederen

bepoederde

  1. enkelvoud verleden tijd van bepoederen
    • Ik bepoederde. 
    • Jij bepoederde. 
    • Hij, zij, het bepoederde.