• be·nut·tig·de
vervoeging van: benuttigen…
verbogen vorm: benuttigdee

benuttigde

  1. verbogen vorm van benuttigd, voltooid deelwoord van benuttigen
vervoeging van
benuttigen

benuttigde

  1. enkelvoud verleden tijd van benuttigen
    • Ik benuttigde. 
    • Jij benuttigde. 
    • Hij, zij, het benuttigde.