benijdden
- be·nijd·den
vervoeging van |
---|
benijden |
benijdden
- meervoud verleden tijd van benijden
- Wij benijdden.
- Jullie benijdden.
- Zij benijdden.
- Wij benijdden.
- Het woord benijdden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.