benadrukte
- Geluid: benadrukte (hulp, bestand)
- be·na·druk·te
vervoeging van |
---|
benadrukken |
benadrukte
- enkelvoud verleden tijd van benadrukken
- Ik benadrukte.
- Jij benadrukte.
- Hij, zij, het benadrukte.
- Ik benadrukte.
- ▸ Wel benadrukte hij dat het hier om een papieren kwestie ging die op dat moment ondergeschikt was aan de situatie waarin zij zich bevonden.[1]
- verbogen vorm van benadrukt, voltooid deelwoord van benadrukken
- Het woord benadrukte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.