• be·keer
vervoeging van
bekeren

bekeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Ik bekeer. 
  2. gebiedende wijs van bekeren
    • Bekeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Bekeer je? 



bekeer

  1. bekeren