• Afleiding van het IJslandse werkwoord beina met het achtervoegsel -st

beinast

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig enkelvoud overtreffende trap van beinn

beinast

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief onzijdig enkelvoud overtreffende trap van beinn
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
beinast beindist beindumst beinst
zwakke
verbuiging
volledig

beinast

  1. wederkerend (bij persoonlijk gebruik) zich richten
    «Allra augu bein­ast að Vín»
    Alle ogen zijn gericht op Wenen
gericht zijn op

beinast

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van beinast