Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gaap·te

Werkwoord

vervoeging van
begapen

begaapte

  1. enkelvoud verleden tijd van begapen
    • Ik begaapte. 
    • Jij begaapte. 
    • Hij, zij, het begaapte. 
  2. verbogen vorm van begaapt, voltooid deelwoord van begapen