Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·vis·ach·tigs
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

beenvisachtigs

  1. partitief van de stellende trap van beenvisachtig
    • Verder onderzoek van het fossiel liet meer beenvisachtigs zien. 

Gangbaarheid