beekloopje
- Geluid: beekloopje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbeklopjə / (3 lettergrepen)
- beek·loop·je
het beekloopje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord beekloop
- Wie van het helder klaterend geluid houdt kan een beekloopje of een waterval aanleggen, of een spetterende fontein monteren. [1]
- Het woord 'beekloopje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "Tuimelend water in de tuin" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 107 nr. 89 (16 april 1994); p. 45 kol. 1; geraadpleegd 2017-06-24