• be·died
  • vervoeging van bedieden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
bedieden

bedied

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedieden
    • Ik bedied. 
  2. gebiedende wijs van bedieden
    • Bedied! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedieden
    • Bedied je? 
vervoeging van: bedieden…
verbogen vorm: bediede

bedied

  1. voltooid deelwoord van bedieden