• be·ant·woord·de
vervoeging van
beantwoorden

beantwoordde

  1. enkelvoud verleden tijd van beantwoorden
    • Ik beantwoordde. 
    • Jij beantwoordde. 
    • Hij, zij, het beantwoordde. 
     Uiterlijk onbewogen beantwoordde Chantal zijn bezeten blik.[1]