Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • baue aa
Woordherkomst en -opbouw

verbinding van  baue  en aa

Werkwoord

(mir, mer) baue aa

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(mir, mer) baue aa

  1. eerste persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

Werkwoord

(dihr, der) baue aa [1]

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(dihr, der) baue aa [1]

  1. tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

Werkwoord

(ihr, er) baue aa [2]

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(ihr, er) baue aa [2]

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

Werkwoord

(nihr, ner) baue aa [3]

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(nihr, ner) baue aa [3]

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

Werkwoord

(sie) baue aa

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(sie) baue aa

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 (gebruikt in central Lebanon and Mifflin Counties)
  2. 2,0 2,1 (gebruikt in eastern Lehigh, Northampton, and eastern Montgomery Counties)
  3. 3,0 3,1 (gebruikt in northwestern Lehigh County)