• baue aa

verbinding van  baue  en aa

(mir, mer) baue aa

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(mir, mer) baue aa

  1. eerste persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(dihr, der) baue aa [1]

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(dihr, der) baue aa [1]

  1. tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(ihr, er) baue aa [2]

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(ihr, er) baue aa [2]

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(nihr, ner) baue aa [3]

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(nihr, ner) baue aa [3]

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(sie) baue aa

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue

(sie) baue aa

  1. derde persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van aabaue
  1. 1,0 1,1 (gebruikt in central Lebanon and Mifflin Counties)
  2. 2,0 2,1 (gebruikt in eastern Lehigh, Northampton, and eastern Montgomery Counties)
  3. 3,0 3,1 (gebruikt in northwestern Lehigh County)