banaliseerden
- ba·na·li·seer·den
vervoeging van |
---|
banaliseren |
banaliseerden
- meervoud verleden tijd van banaliseren
- Wij banaliseerden.
- Jullie banaliseerden.
- Zij banaliseerden.
- Wij banaliseerden.
- Het woord banaliseerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.