Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ker·kin·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bakerkinderenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bakerkind
     Wij vinden dus twee bakerkinderen, die het echter samen met één pappot moeten doen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    G.J. Boekenoogen
    toespraak van den voorzitter. in: Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, over het jaar 1922-1923. (1923), E.J. Brill, Leiden, p. 13