Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • back·packt

Werkwoord

vervoeging van
backpacken

backpackt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van backpacken
    • Jij backpackt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van backpacken
    • Hij backpackt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van backpacken
    • Backpackt!