bachten
- bach·ten
- met het voorvoegsel be- (2)
bachten
- (verouderd) achter
- Zag de riddren op 't kasteel
Die van verr' den strijd beschouwden
Bachten borstwere en kanteel.[1]
- Zag de riddren op 't kasteel
- Het woord 'bachten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ De Dietrick's sage
blz 84 Rond den heerd: een leer- en leesblad voor alle lieden
E. Gailliard., 1890
bachten