bách

  1. (coniferen) cipres: harsachtige, grote boom of struik uit de familie van de Cupressaceae  
  2. klein bootje vervaardigd uit cipressenhout
    «chiếc bách giữa dòng»
    een bootje in het midden van de stroom

bách

  1. tegen zich in het harnas jagen
    «không bách ai cả»
    niemand tegenwerken

bách

  1. plets: het geluid dat wordt gevormd wanneer twee zachte voorwerpen hard tegen elkaar worden geslagen
    «vỗ vào đùi đánh bách một cái»
    eens op je dijen pletsen

bách

  1. honderd, veel
    «Cho tớ vay một bách
    Leen mij eens honderd ballen.
    «thuốc trị bách bệnh»
    een medicijn tegen honderd ziekten, een wondermiddel
    «Chúc cô dâu chú rể bách niên giai lão.»
    Mogen bruid en bruidegom honderd jaren samen blijven.
    «bách phát bách trúng»
    honderd schoten honderd raak, nooit missen