• ava·leert
vervoeging van
avaleren

avaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avaleren
    • Jij avaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avaleren
    • Hij avaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van avaleren
    • Avaleert!