avaleert
- ava·leert
vervoeging van |
---|
avaleren |
avaleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avaleren
- Jij avaleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van avaleren
- Hij avaleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van avaleren
- Avaleert!
- Het woord avaleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.