• au·di·teert
vervoeging van
auditeren

auditeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van auditeren
    • Jij auditeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van auditeren
    • Hij auditeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van auditeren
    • Auditeert!