atracar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
atracar |
atracaba |
atracado |
volledig |
atracar
- overvallen, beroven
- (scheepvaart), aanleggen, aanmeren
- volstoppen (met voedsel)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
atracar |
atracaba |
atracado |
volledig |
atracar