asir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
asir |
asía |
asido |
volledig |
asir
- a·sir
- onovergankelijk
- (plantkunde) wortel schieten
- grijpen, beetpakken, meesleuren
- «Asir por los pelos.»
- Bij de haren meesleuren.
- «Asir por los pelos.»
- benutten