• arm·rer

armrer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van armer

armrer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud vergrotende trap van armer

armrer

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud vergrotende trap van armer