arbitreerden
- ar·bi·treer·den
vervoeging van |
---|
arbitreren |
arbitreerden
- meervoud verleden tijd van arbitreren
- Wij arbitreerden.
- Jullie arbitreerden.
- Zij arbitreerden.
- Wij arbitreerden.
- Het woord arbitreerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.