• ar·bei·da
Naar frequentie 1207

arbeida

  1. verleden tijd van arbeide
  2. voltooid deelwoord van arbeide

arbeida, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van arbeid


  • ar·bei·da

arbeida

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast arbeide, zie aldaar

arbeida,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van arbeid