apaiseren
- apai·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
apaiseren |
apaiseerde |
geapaiseerd |
zwak -d | volledig |
apaiseren
- overgankelijk stillen, kalmeren, doen bedaren
- De woedende jongen werd geapaiseerd door de vriendelijke man.
- Het woord apaiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apaiseren" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be