Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ker·licht·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het ankerlichtjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ankerlicht
     Zijn opvolger, de heer M. Reijngoudt tevens wethouder overhandigde hem als aandenken een koper ankerlichtje.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Cornelis Aarnoudse (86 jaar) geeft roer uit handen in: Eendrachtbode  , jrg. 22 nr. 25 (5 mei 1966), p. 5 kol. 5/6