analyseer
- ana·ly·seer
vervoeging van |
---|
analyseren |
analyseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analyseren
- Ik analyseer.
- gebiedende wijs van analyseren
- Analyseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analyseren
- Analyseer je?
- ▸ Ik analyseer voortdurend tinten.[1]
- Het woord analyseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503