Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·pa·ro
enkelvoud meervoud
amparo amparos

Zelfstandig naamwoord

amparo m

  1. bescherming, beschutting, steun
  2. verdediger
Synoniemen

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
amparar

amparo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van amparar