• ame·ri·ka·ni·scher

amerikanischer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief mannelijk enkelvoud van amerikanisch

amerikanischer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief vrouwelijk enkelvoud van amerikanisch

amerikanischer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud van amerikanisch

amerikanischer

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief meervoud van amerikanisch

amerikanischer

  1. onbepaald nominatief mannelijk enkelvoud van amerikanisch

amerikanischer

  1. overtreffende trap van amerikanisch