ambtenaren
- Geluid: ambtenaren (hulp, bestand)
- amb·te·na·ren
de ambtenaren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ambtenaar
- ▸ Maar de politici of ambtenaren, of allebei aangezien ze toch een en dezelfde waren, verzekerden dat deze huurregeling, die vorig jaar was ingevoerd, een tijdelijke maatregel was om de problemen van de gewone mensen in de crisistijd waarin ze nu leefden tegen te gaan.[1]
- Het woord ambtenaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142