• al·tijd·groe·ne

altijdgroene

  1. verbogen vorm van de stellende trap van altijdgroen
     De grote Aziatische lariks, de altijdgroene Schotse den, de slanke, rechte witte berk, de tot de wolken reikende Koreaanse esp, de geurige Siberische spar, naast de zwarte berk, de eik, de bergiep, de Mantsjoerijse es, Chosenia arbutifolia, de Mongoolse eik — wat ze maar in het oog kregen hakten ze om.[1]


  1. Liu,Cixin
    “Het drielichamen probleem” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645798