• al·ler·trouw·ste
enkelvoud meervoud
naamwoord allertrouwste allertrouwsten
verkleinwoord

de allertrouwstev / m

  1. uiterst trouw persoon
     Een naam bedoeld als een profetie - de Allertrouwste - die voor alles stond waar de slinkende familie naartoe had gewerkt, al die jaren sinds Hij-Die-Niet-Herinnerd- Mocht-Worden.[1]



allertrouwste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van allertrouwst
  1. Amanda Dykes
    “De vondeling van Venetië” (2023), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789029735353