Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • alar·men

Zelfstandig naamwoord

de alarmenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord alarm


Deens

Woordafbreking
  • alar·men
Naar frequentie 4245

Zelfstandig naamwoord

alarmen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van alarm


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
alarmar

alarmen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van alarmar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van alarmar