• ageer
vervoeging van
ageren

ageer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ageren
    • Ik ageer. 
  2. gebiedende wijs van ageren
    • Ageer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ageren
    • Ageer je? 



stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
ageer
geageer
volledig

ageer

  1. ageren